top of page

De personages

Top

Lees hier de achtergrondverhalen van de personages in het toneelstuk In de schaduw van de rômfabriek.

Jan Teunissen

Na enkele jaren verkering trouwde Jan Teunissen (8 augustus 1905) op 12 mei 1931 met Koosje Thijssen. Jan, die afkomstig was uit Haps, ging boeren op de boerderij die Koosje van haar moeder Bertha Thijssen-Bardoel overnam. Jan en Koosje stichtten op Den Hoek 17 een gezin met tien kinderen.
Jan verzorgde het vee op het gemengde bedrijf en deed het veldwerk. Hij ontpopte zich als een voorman, met bestuursfuncties in diverse boerenorganisaties. Hij kon beter luisteren dan spreken en was van alles op de hoogte. Het was een man met een rustig karakter, behulpzaam en een verstokt roker.

 

Als dienstplichtig militair was Jan motor-ordonnans geweest. Toen de oorlog dreigde in 1939 werd hij als reservist opgeroepen om bij Odiliapeel het land te verdedigen. Nederland capituleerde op 15 mei 1940 voor de Duitse bezetter. Jan was klaar als soldaat en kon zijn werk op de boerderij hervatten.
 

Lijdzaam toezien hoe de vijand Nederland bezette, dat kon Jan niet. Zeker niet toen in 1943 zijn vroegere commandant Careltje (Ninaber van Eyben) aanklopte met het voorstel om in Den Hoek een steunpunt voor het verzet in te richten. Niet lang daarna was de ‘goei kamer’ van huize Teunissen een geheime ontmoetingsplek voor wat toe ondergrondse werd genoemd. Na de ontmaskering van Careltje werd Peter Zuid (Jan Borghouts) de verzetsleider. Onder diens bevlogen leiding werden in 1944 een reeks gewaagde acties op touw gezet.
 

Euforisch was Jan toen hij op 18 september 1944 buurtbewoners kon vertellen over de intocht van de Engelsen in Grave, waar hij samen met Koosje op de fiets naar toe was geweest. Den Hoek zou een week later worden bevrijd. Net als zijn vrouw ontving Jan Teunissen postuum het Verzetsherdenkingskruis.

Jan Teunissen, bewoner van Den Hoek 17

Bertha Thijssen Bardoel

Het leven van Bertha Thijssen-Bardoel (2 oktober 1871) ging allerminst over rozen. In de oorlogsjaren kwam de weduwe weer inwonen op de boerderij van Jan en Koosje Teunissen. Ze had een leven van tegenslagen, maar was een sterke vrouw. Toen haar man Koos Thijssen in 1909 overleed, was ze pas 37 jaar. En van de vier kinderen die ze kreeg, stierven er twee op jonge leeftijd.


Dochter Marietje ging bij haar trouwen in Boxmeer wonen, maar dochter Koosje verloor ze nooit uit het oog. Ook niet toen ze in 1933 naar de Lepelstraat n Sint Anthonis verhuisde om haar oude vrijgezelle zus Drika en broer Ties te verzorgen. Na hun overlijden in 1943, schuift de dan 71-jarige Bertha aan bij het gezin van Jan en Koosje.


Bertha was geen gemakkelijke vrouw, maar wel een vrouw van stavast, met een sterk karakter dat was getekend door de tegenslagen die ze in het leven had moeten verwerken. Ze had als een van de eerste vrouwen een fiets en het deerde haar niet als daar afkeurend over werd gesproken. Als het over kinderen ging, hadden die van Koosje een streepje voor op de anderen in Den Hoek, daar was geen twijfel over.

Bertha Thijssen-Bardoel, bewoonster van Den Hoek 17

Koosje Teunissen Thijssen

Koosje (24 april 1905) was een kind van Hannes Thijssen en Bertha Thijssen-Bardoel en woonde de eerste jaren van haar leven op Den Hoek 12. Haar ouders hadden vier kinderen, van wie er twee op jonge leeftijd overleden. Met haar zus Marietje kon ze het goed vinden.
 

De jonge Koosje ging op kostschool bij de zusters Ursulinen in Grubbenvorst, waar ze een aardig mondje Frans leerde spreken. Hier ontstond ook de vriendschap met buurtgenote Marie van Hoenselaar, die later een grote carrière in de Brabantse boerenbeweging zou maken.
 

Na het overlijden van vader verhuisde Bertha met Koosje en Marietje naar Den Hoek 17. Koosje kreeg verkering met Jan Teunissen uit Haps en In 1931 werd er getrouwd. Moeder Bertha trok in bij zus Drika en broer Ties in de Lepelstraat. In 1943, toen Drika en Ties waren overleden, keerde ze terug in huize Teunissen.
 

Op Den Hoek 17 stichten Jan en Koosje hun gezin met uiteindelijk tien kinderen. Koosje was een nijvere huismoeder die wist van aanpakken. Koken kon ze als de beste, voor het poetswerk en het melken had het gezin een meid. Ze was gastvrij en gedienstig voor de buren. Haar kinderen noemden haar ‘Moeke’, de buurkinderen ‘Moeke Teunissen’. Zingen was een grote liefhebberij, ze was een trouw lid van het koor.
 

Hoewel ze in 1944 goed op de hoogte was van de samenscholingen van de verzetsleiders in de ‘goei kamer’ van hun huis, zweeg ze erover als het graf. Peter Zuid en zijn verzetsmannen verlieten zich op haar betrouwbaarheid. Niet voor niets ontving ze na de oorlog postuum de hoge onderscheiding van het Verzetsherdenkingskruis.

Koosje Teunissen - Thijssen, bewoonster van Den Hoek 17

Jan Borghouts

Het is toch opmerkelijk dat de nationale verzetsleider Jan Borghouts (5 december 1910) in de Tweede Wereldoorlog een vertrouwd steunpunt had in de boerderij van Jan en Koosje Teunissen aan Den Hoek. Jan Borghouts, die als schuilnaam Peter Zuid kreeg aangemeten, was goed opgeleid en kort voor de oorlog Eerste luitenant in het Nederlandse leger. Na de Duitse inval zat hij korte tijd in krijgsgevangenschap. Toen hij vrij kwam werd hij ambtenaar, maar in juni 1943 dook hij onder en bewoog zich steeds intensiever in de ondergrondse, zoals het verzet toen werd genoemd.
Nadat verzetsleider Ninaber van Eijben (‘Careltje’) op 19 augustus 1943 door de Sicherheitsdienst (SD) was opgepakt, rees de ster van Jan Borghouts snel binnen het verzet. Hij werd benoemd tot leider in Zuid-Nederland en opereerde onder de schuilnaam Peter Zuid.


Opmerkelijk was dat hij, onvindbaar voor de vijand, zijn hoofdkwartier vestigde in de kraamafdeling van het RK Binnenziekenhuis in Eindhoven. Van daaruit stond hij in radiografisch contact met zijn ondercommandanten. In deze fase werd hij ook vertrouweling Prins Bernard, die op dat moment Hoofd der Strijdkrachten van het Nederlandse leger was.


Peter Zuid was klein van stuk, maar groot in daden. De verzetsleider was ontwerper en beramer van veel verzetsplannen, soms orthodox van aard. Hij was stil, rustig, ordelijk, constructief en altijd op zijn hoede. Een operatie waarin hij zich stortte, liet deze vasthoudende ‘terriër’ niet meer los. Zijn vertrouwelingen voeren blind op zijn enorme organisatietalent. Hij wist zich uit de meest hachelijke situaties te redden. Zijn vrouw zou later zeggen: “hij had een Engelbewaarder op zijn schouder”! Peter was dag en nacht onderweg, maar als hij een moment van rust nam, stak hij een goede sigaret op en dronk graag een borrel. En daarom was hij ook zo graag te gast bij Jan en Koosje Teunissen, waar tot september 1944 soms wel twee keer per week neerstreek, om met lokale verzetsmensen acties te beramen. In de ‘goei kamer’ schoof hij dan aan met pater Leo, pater Jan en Frans Balvers. Soms bleef hij overnachten op een zolderkamertje, soms was hij na het overleg weer gevlogen. Een moment van glorie voor Jan Borghouts was ongetwijfeld zijn inbreng op 4 en 5 mei 1945, toen hij als secondant van Prins Bernhard de Duitsers zag capituleren. Niet voor niets werd kreeg Veldhoven na de oorlog een Peter Zuidkamp (nu woonwijk), staat er in het Oorlogsmuseum in Overloon een borstbeeld van hem en eerde de gemeente Oploo c.a. hem met de Peter Zuidstraat.

Jan Borghouts - Bezoeker van Den Hoek 17

Piet Vloet

Hoewel hij geen lid was van de Knokploeg Ledeacker (KP), behoorde Piet Vloet (27 oktober 1914) uit Oploo tot de echte verzetsmensen. Piet werd bekend en berucht in de regio vanwege zijn gedurfde ondergrondse activiteiten. Niet alleen hielp hij onderduikers, maar hij was ook betrokken bij diverse sabotageacties.


Piet Vloet was een stotteraar en gaf de indruk dat hij niet tot 10 kon tellen. Maar ondertussen was deze autodidact een technische alleskunner, een man met uitvinderskwaliteiten. Hij leerde alles zelf uit de boeken en hij kon zelfs steno. Hij was zelf wederverkoper van radio’s en hij was vaak onderweg om reparaties te doen aan lampen en apparaten op stroom.


Piet Vloet combineerde zijn durf en trots met loslippigheid en roekeloosheid. Hij had een gruwelijke hekel aan de ‘Moffen’ en stak dat niet onder stoelen of banken. Ook droeg hij vaak een revolver bij zich. Meerdere keren wist Piet zich uit hachelijke situaties te redden, maar uiteindelijk zou een per ongeluk in Duitse handen geraakte notitie hem fataal worden.


Op 22 augustus 1943, toen zijn ouders naar Handel waren voor de jaarlijkse processie, werd hij met een list bij zijn ouderlijk huis gevangen genomen door de Grüne Polizei. Ze waren er achter gekomen dat Piet zendapparatuur en wapens verborgen hield. De Duitsers (in burgerkleding) wendden voor van de ondergrondse te zijn. Piet doorzag het niet en toen hij informatie had prijsgegeven, volgde zijn arrestatie. Via Eindhoven belandde hij in de gevangenis van Scheveningen. In het ‘Oranjehotel’, zoals deze Duitse gevangenis spottend werd genoemd, werd hij berecht en op 22 maart 1944 gefusilleerd. Indrukwekkend was de afscheidsbrief die hij vlak voor het doodvonnis aan zijn ouders schreef. Na de oorlog kreeg de hoofdweg in het centrum van Oploo de naam Vloetweg, mede als eerbetoon aan verzetsman Piet Vloet.

Piet Vloet - Inwoner van Oploo

Jan Hendriks

Het was een hard gelag voor bakker-kruidenier-caféhouder Jan Hendriks, toen in 1941 zijn vrouw Jaan Hendriks-Hermens op 56-jarige leeftijd overleed. Als weduwnaar zet Jan Hendriks (14 januari 1884) zijn zaak voort met zijn drie ongetrouwde dochters Nolda (1913), Miet (1917) en Nella (1920).


De winkel en het café vormen het ‘kloppend hart’ van de buurtschap Sambeekse Hoek. Veel buurtbewoners kopen hier hun brood en levensmiddelen, ook al is bijna alles ‘op de bon’. En de mannen mogen in de uitspanning graag een potje rikken en een borrel drinken.


 De winkel en het café zijn de ook hier de plek waar de laatste nieuwtjes worden uitgewisseld. Of de ‘hoekers’ naar de winkel of naar het café gaan, het was altijd ‘Ik ga naar Jan Hendriks’. In de zaak worden vergaderingen van de rômfabriek en het Veefonds gehouden. En bij het overlijden van een buurtbewoner, wordt het café afgehuurd voor de koffietafel.


Jan Hendriks was een lange en magere man, die vooral in de bakkerij werkte. Het was een rustige man die als bakker vooral nachtelijke uren draaide. Als hij dan eens iemand buiten zag, maakte hij graag een praatje. De dochters deden het werk in de huishouding (Nolda), bij de broodbezorging (Nolda), de winkel (Miet, Nella) en het café (Miet, Nella). In de oorlog had de familie Hendriks het lastig, vanwege de schaarste aan levensmiddelen en het gebrek aan geld bij de klanten. Zuinigheid was geboden. Ze waren goudeerlijk, maar wel op de centen, die van Hendriks!

Jan Hendriks - Bewoner van Den Hoek 11

Nella van Hoogstraten

Op die frisse ochtend van 27 september 1944 was het opmerkelijk stil in De Sambeekse Hoek.  Veel buurtbewoners hadden het advies van Marie van Hoenselaar en Jan Teunissen opgevolgd en een veilig onderkomen gezocht in de kelder van de römfabriek. Want daags ervoor had een Duitse verzetshaard vanuit Overloon en Stevensbeek met zwaar geschut gevuurd op de Engelse troepen, die in de avond van 25 september  waren ingekwartierd op veel adressen in de vers bevrijde dorpen De Rips – Oploo - Sambeekse Hoek – Sint Anthonis. En het vizier van hun schiettuig was gericht op de vijandelijke troepen. De kampen beschoten elkaar over en weer, tot diep in de nacht.


Enkele families bleven moedig op hun boerderij, zoals Tinus en Marie van Hoogstraten met hun thuiswonende kinderen Sjef en Nella. Het vee moest immers worden verzorgd. En zoals elke dag togen Sjef en Nella in de vroege morgen plichtsgetrouw met tuiten, emmer en melkkruk naar de wei, recht tegenover de rômfabriek. De 22-jarige Nella (15 september 1920) was een vrolijk maar nuchter type, hevig verliefd op Jan Martens uit Vortum. Ze stonden op punt van trouwen.
 

Nella begon blijmoedig te melken en toen ze haar emmer bijna vol had, stonden daar plotseling twee joviale Engelse soldaten voor haar neus. Ze verstond hun taaltje maar half, maar ze begreep wel dat ze melk wilden ruilen tegen een pakje sigaretten. Ze lachte breeduit en dacht aan haar vrijer Jan, die ze zo geweldig kon verrassen met echte cigarettes. De ruil was snel gesloten. Ze toonde het pakje aan broer Sjef, die de geur genoeglijk opsnoof. Nella maakte een pas in de richting van de koeien, tot zij en Sjef een zeer sterk aanzwellende fluittoon hoorden, gevolgd door een enorme knal… en nog een… en nog een… En toen was het plotseling muisstil…

Nella van Hoogstraten - bewoonster Den Hoek 12

Herman Miedema

Herman Miedema - bewoner van Den Hoek 10

Toen in 1907 de bouw van de melkfabriek ‘De Eendracht’ in de Sambeeksche Hoek was voltooid, werd de in Friesland geboren Herman Miedema aangesteld als directeur. De directeurswoning werd vast tegen de fabriek aan gebouwd.


Herman Miedema (10 oktober 1881) trouwde in 1909 met Anna Schik en het echtpaar kreeg vier kinderen. Zoon Victor werkte een aantal jaren in de fabriek en zoon Ed, die pater was, stortte zich in de oorlog als kapelaan in Gennep vol in het verzet tegen de Duitse bezetter.
Met zijn kennis van de technologie en het leidinggeven, ontpopte hij zich al snel tot een gezaghebbend man. Hij nam zelf de melkmonsters, voerde zelf de administratie en betaalde de boeren hun melkgeld. Daarnaast leidde hij de vergaderingen van het bestuur van de coöperatie. Elk dorp in de omgeving had wel een afgevaardigde: Sint Anthonis, Oploo, Ledeacker, Stevensbeek, Westerbeek en De Rips.


Tijdens werktijd liep Herman Miedema in een witte laboratoriumjas, zoals hij op de zuivelopleiding had geleerd. Hij stond bekend als een autoritaire man, een streng maar rechtvaardig baasje. Van elke rômkarvaarder (voerman) eiste hij dat hij op tijd kwam, want hij wilde geen loze draaiuren van de machines. Hij stond alom hoog in aanzien en werd aangesproken met ‘Meneer Miedema’.
Toen de Engelsen op 25 september 1944 Den Hoek hadden bevrijd, mochten die de douches in de fabriek gebruiken en een ‘waterpoint’ inrichten.  Een belangrijk besluit van Miedema was het vrij geven van de kelder van de fabriek als schuilkelder voor de buurtbewoners, toen een vijandelijke verzetshaard vanuit Overloon dagen lang granaten afvuurde op de Engelse stellingen in Den Hoek. Gedurende de beschietingen over en weer hadden tientallen buurtbewoners hier een veilig onderkomen.

Kolonel David Silvertop

David Silvertop - Bevrijder Den Hoek

Buurbewoners van de Sambeekse Hoek behoorden op 25 september 1944 tot de laatste mensen die commander David Silvertop in levenden lijve zagen. Want tien minuten nadat hij aan aanvoerder van colonne van Engelse bevrijders triomfantelijk werd toegejuicht door de ‘Hoekers’ werd in op het kruispunt Lepelstraat-Perdshemel dodelijk getroffen door een vijandelijke kogel. Dat fatale projectiel kwam uit het geweer van een schutter in een Duitse gevechtswagen, die in paniek vluchtte voor de naderende bevrijders.


De jonge officier David Silvertop (1912), die in 1943 al in Tunesië had gestreden tegen de Duitsers behoorde in juli 1944 tot de troepen die tijdens ‘Operation Overlord’ het Franse Caen ontzetten. De tankcommandant was op 4 september triomfantelijk verwelkomd als ‘bevrijder van Antwerpen’.
Op de plek des onheils in Sint Anthonis had hij een bespreking met brigadegeneraal Harvey en collega-commandant Orr. Silvertop was op slag door, Orr overleed onderweg naar het hospitaal, Harvey had geluk en raakte slechts lichtgewond. Saillant detail is dat Silvertop zijn manschappen steeds had gewaarschuwd om “nooit stil te staan op een kruising”!


Na zijn dramatische dood werd hij postuum bevorderd tot kolonel. De officier heeft een oorlogsgraf op het kerkhof aan de Breestraat in Sint Anthonis. Op last van de Engelse militaire leiding moesten twee Duitse krijgsgevangen het graf voor de gesneuvelde officier delven. Later werd de straat waar hij zijn einde vond hernoemd tot Kolonel Silvertoplaan.

Marie van Hoenselaar

Marie van Hoenselaar - Weekendgast op Den Hoek 7

De ‘meest begaafde vrouw’ die Sint Anthonis ooit voortbracht, had haar thuis in Den Hoek. Marie van Hoenselaar (24 12 1903) was overigens geboren in De Twist als dochter van schaapherder Toon van Hoenselaar en Marie van den Berg. Haar moeder heeft ze niet gekend, want nog voordat Marie 3 jaar was. En haar zus en broer overleden in hun eerste levensjaar.


Vader Toon hertrouwde met de weduwe Han Kanters en ging met haar en dochter Marie aan Den Hoek wonen. Ondanks de turbulente jeugdjaren ontpopte Marie van Hoenselaar zich als een groot talent. De intelligente jonge meid ging naar een katholiek pensionaat (MULO) en haalde daarna de leraresakte XIX. Met dat diploma vers op zak, werd ze op 18-jarige leeftijd het eerste hoofd van de fonkelnieuwe Huishoudschool van de NCB in Sint Anthonis. Vijf jaar later, toen ze wist dat haar 53-jarige vader Toon niet lang meer te leven had, kocht Marie de woning van en voor haar ouders.


Ambitieus als ze was bleef Marie bouwen aan haar loopbaan. Dat ze daarom niet mocht trouwen, nam ze op de koop toe. Op 33-jarige leeftijd werd ze in 1937 inspectrice van de NCB, wat betekende dat ze avonden en boerinnendagen mocht organiseren. Daarvoor moest ze wel verhuizen naar Tilburg, maar ze vertoefde trouw elke weekend bij haar stiefmoeder aan Den Hoek. Dat kon ze ook doen, want ze had inmiddels een auto. Een bijzonderheid, want alleen dokter Verbeeck en enkele beroepsvervoerders hadden zelf een automobiel!
Ondanks haar status en hoog aanzien, werd Marie van Hoenselaar op handen gedragen. Ze had een fenomenaal geheugen en kende iedereen. Dat kwam haar zeer van pas bij haar vele huisbezoeken.  Hoewel ze dat niet mocht, zette ze dat ook in de oorlog door. Vaak zelfs op de fiets, want de benzine voor haar Chevrolet kreeg ze slechts mondjesmaat.


Van doorslaggevende betekenis voor het overleven van veel buurtbewoners tijdens de oorlog, waren haar doortastendheid en overtuigingskracht. Ze wist buurtbewoners tijdens de levensgevaarlijke beschietingen door de bij Overloon gelegerde Duitsers naar de veilige kelder van de rômfabriek te dirigeren. Toen de kanonnen zwegen, ging ze iedereen in de buurt bedanken voor bewezen hulp. Dat had eigenlijk omgekeerd moeten zijn!

Pater Jan van Rijsbergen

Pater Jan van Rijsbergen

Heimelijk bezoeker van Den Hoek 17

Geweldloos verzet tegen de bezetter, dat was pater Jan van Rijsbergen (31 maart 1906) wel toevertrouwd. Hij werd al vroeg actief in de Landelijk Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Als ‘duikhoofd’ van LO rayon Stevensbeek schoof hij in Vierlingsbeek aan bij het overleg van LO-district Vierlingsbeek. Deze intelligente en sociaal bewogen priester was een sleutelfiguur in het verzet en heeft in de oorlog zijn leven in de waagschaal gesteld om medeburgers te helpen.


Joden, studenten en later ook jongemannen die werden opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, verschafte hij onderdak en voorzag ze van nieuwe persoonsbewijzen en distributiebonnen. Ook wist pater Jan, zoals hij kortweg werd genoemd, via de juiste kanalen bemanningsleden van verongelukte geallieerde vliegtuigen in veiligheid te brengen. Bij het ‘veldwerk’ werd hij trouw ondersteund door broeder Lambertus, die al even moedig in het leven stond.


Jan van Rijsbergen was in 1940 als leraar begonnen op de priesteropleiding in Stevensbeek, waar hij les gaf in Frans, Latijn en catechese. Daarnaast was hij huiseconoom en assistent in de parochie Holthees. Zijn karakter wordt omschreven als vrij open, maar ook enigszins ongeduldig.
Toen Peter Zuid  de ongelukkig opgepakte Carel Ninaber van Eijben opvolgde als leider van het verzet in Zuid-Nederland, behoorde pater Jan al snel tot de kleine kring van vertrouwelingen van de grote verzetsleider. In zijn rol was hij een vaste tafelgast in de ‘goei kamer’ van Jan Teunissen aan Den Hoek, waar plannen werden gesmeed om distributiebonnen voor onderduikers te veroveren en sabotageacties op touw te zetten. Op 27 september 1944, toen de beschietingen over en weer fel waren en Stevensbeek nog even in Duitse handel bleef, werd de grond onder de voeten van pater Jan te heet. Hij vond een veilig onderdak in Sint Anthonis. Niet veel later werd hij hoofdaalmoezenier van de Nederlandse strijdkrachten in de drie zuidelijke provincies.

bottom of page